Borgtocht / druk 3

In dit deel wordt de regeling van de borgtocht in het huidige BW besproken. Daarbij wordt niet alleen de theorie behandeld, er wordt ook ruime aandacht besteed aan talloze praktische aspecten. Na een inleidende paragraaf worden in het eerste hoofdstuk, de diverse afbakeningsproblemen behandeld die de wettelijke regeling van de borgtocht meebrengt. Besproken worden eerst de afbakening tussen borgtocht en hoofdelijkheid, borgtocht en andere rechtsfiguren alsmede particuliere en niet-particuliere borgtocht. Vervolgens komen de artikelen aan de orde waarin de bepalingen over borgtocht van overeenkomstige toepassing zijn verklaard op een aantal verwante overeenkomsten die geen borgtocht zijn indien deze door een particulier worden aangegaan. Van een aantal rechtsfiguren besproken of daarop de bepalingen van borgtocht van toepassing zijn, rechtstreeks of via de in de vorige zin bedoelde artikelen. In het tweede hoofdstuk komt de borgtocht in het algemeen aan de orde. Het derde hoofdstuk behandelt de dwingendrechtelijke regeling van de particuliere borgtocht. Daarbij wordt tevens besproken in hoeverre de betreffende bepalingen voor de borgtocht in het algemeen gelden. Het vierde hoofdstuk bespreekt de gevolgen van de borgtocht nadat de borg betaald heeft. In het laatste hoofdstuk tenslotte worden de belangrijkste verschilpunten met het oude recht aangegeven en wordt voorts iets over het overgangsrecht gezegd.