Inleiding personenvennootschappen / druk 3

Dit boek behandelt het nieuwe recht inzake de personenvennootschappen van titel 7.13 van het Burgerlijk Wetboek, te weten de openbare en commanditaire vennootschap, al dan niet met rechtspersoonlijkheid, en de stille vennootschap.
Door de invoering van het wetsvoorstel tot vaststelling van titel 7.13 BW werd het oude personenvennootschappenrecht ingrijpend veranderd.
Zo zijn de begrippen 'maatschap' en 'vennootschap onder firma' verdwenen en wordt de continuïteit van het samenwerkingsverband als uitgangspunt genomen bij uittreding van vennoten.
In het nieuwe begrip 'openbare vennootschap' wordt geen onderscheid gemaakt tussen beroep en bedrijf.
Dientengevolge zal de verbondenheid voor gelijke delen van maten in een openbare maatschap naar oud recht in beginsel veranderen in een hoofdelijke verbondenheid.

Naast de vennootschapsrechtelijke aspecten van de personenvennootschap wordt in dit boek uitgebreid aandacht besteed aan het vennootschapsgoederenrecht.
Ingegaan wordt onder meer op het ontstaan van de vennootschap, de verhoudingen tussen de vennoten onderling en hun verhouding met derden, haar faillissement, ontbinding, vereffening, verdeling en/of afwikkeling, haar voortzetting en omzetting in een andere ondernemingsvorm.

De personenvennootschap vormt een hybride figuur in het Nederlands recht.
Enerzijds ziet de wet haar van oudsher als een contractuele samenwerkingsvorm, waarbij niet de personenvennootschap zelf, maar de vennoten de dragers van rechten en plichten zijn.
Anderzijds is de maatschappelijke realiteit dat de personenvennootschap steeds vaker als eenheid wordt beschouwd die zelfstandig aan het rechtsverkeer deelneemt.
De wetgever creëert voor de openbare vennootschap dan ook de mogelijkheid te kiezen voor rechtspersoonlijkheid, waardoor er een rechtssubject met een eigen vermogen ontstaat.
Kiezen de vennoten daarentegen niet voor rechtspersoonlijkheid dan ontstaat er geen rechtssubject en worden de vennoten deelgenoten in een gebonden gemeenschap.

Het personenvennootschappenrecht roept zowel voor de theorie als praktijk interessante vragen op.
In dit boek wordt voor de verschillende leerstukken het nieuwe recht weergegeven.
Het boek wordt afgesloten met een hoofdstuk waarin enkele fiscale aspecten van de personenvennootschappen aan de orde komen.