Uitgever | Amsterdam University Press |
Uitgavejaar | 2010 |
ISBN13 | 9789056296377 |
Taal | Nederlands |
Type | Paperback |
Het Nederlandse notariaat maakt momenteel een moeilijke tijd door. De invloed van de Anglo-Amerikaanse bedrijfscultuur, een nieuwe Notariswet (1999) met vrijere vestiging en marktwerking, en de economische neergang door de kredietcrisis hebben het notariaat in verschillende opzichten diep geraakt. In de vakliteratuur wordt openlijk gesproken over de crisis die de professie doormaakt. De voorzitter van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink, signaleerde in zijn laatste jaarverslag dat de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van het notariaat onder druk staat. Vooraanstaande vakgenoten uiten zelfs publiekelijk hun twijfel over het zelfstandig voortbestaan van ons notariaat. Kees Cappon stelt dat niet kan worden ontkend dat het notariaat in zwaar weer verkeert. Maar in de geest van de uitspraak van de Engelse historicus E.H. Carr (1892-1982) dat de geschiedbeoefening haar rechtvaardiging vindt in het feit dat zij een licht werpt op de toekomst, hoeft er op grond van de geschiedenis volgens hem niet te worden gevreesd voor de toekomst van het notariaat. De ontwikkelingsgeschiedenis van het beroep kenmerkt zich immers juist door een grote mate van continuïteit in een cyclisch ritme. Ons notariaat - ook wel publiek of Latijns notariaat genoemd - is ontstaan in de 11e en 12e eeuw in Noord-Italië. De essentie van dit Latijns notariaat ligt reeds vanaf zijn opkomst besloten in het bewijs- en procesrecht van de continentaal-Europese rechtsorde (civil law). Zolang aan de fundamenten van onze processuele orde niet wordt getornd, heeft ons notariaat een toekomst.